Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Uit [51]een talent louter goud zal men dat maken, met al dit gereedschap. 51. Of, centenaar; versta een centenaar des heiligdoms, houdende honderd vijf en twintig pond gouds; want een centenaar woog drie duizend sikkelen, [gelijk af te nemen is uit hfdst.38 vs.25,26], welke de voorschreven som uitbrengen, [hoewel anderen menen dat het slechts honderd en twintig pong gewogen heeft]. Aangaande den burgerlijken centenaar, dien houdt men omtrent half zoveel geweest te zijn.